Vuur – vervolg

Met weemoed denk ik terug aan onze ‘momentjes’. De keren dat we samen konden lachen, om onszelf en om elkaar. Dat je me lachend tegen je aan trok en even over mijn haar streek. De glimlach die in je ogen verscholen lag. De schertsende opmerkingen die we naar elkaar maakte, die soms nét te ver gingen. Dat de mensen om ons heen ons verbaasd en zelfs ook geschokt aan keken. En dat wij vervolgens net zo vrolijk verder gingen. Dat je me duidelijk zei dat er een klik tussen ons was. Een chemie die ook ik voelde als we samen waren. Een vreemd soort aantrekkingskracht die misschien niet eens met liefde te maken heeft. Maar met aandacht, met spel, met spanning.
Weten dat het niet kan, niet mag en niet zal gebeuren gaf ons vrijheid, moed, lef en liet ons dingen zeggen die we niet van onszelf hadden verwacht.
Maar dan. Dan is het in een klap over. Alsof er een muur tussen ons in is ontstaan in de weken dat we elkaar niet hebben gezien. Een muur die er voorheen nooit geweest is, zelfs niet de allereerste keer, de allereerste minuut dat we elkaar leerde kennen. Alsof we ons ineens beseffen hoe je om hoort te gaan met iemand die je niet tot nauwelijks kent. Alsof onze ‘magneetjes’ ineens zijn verdraaid en elkaar nu afstoten in plaats van aantrekken.
Je negeerde me. Leek me niet te willen zien. Leek me niet te willen erkennen. En ik wist waarom. Ik wist dat het beter was. Dat we geen keus hadden. Dat het moest. Dat we elkaar anders ten gronde zouden richten. Dat we kapot zouden gaan aan het vuur als we te dicht bij elkaar zouden komen.
Twijfelend zwaaide ik nog even naar je, maar je keek niet. Hoewel ik wist dat je me gezien had, dat je wist dat ik er was. Ik voelde hoe de schaamte omhoog kroop naar mijn gezicht en hoe ik vol gene mijn gezicht afwendde. Krampachtig probeerde ik je te vergeten en ik wist dat jij wanhopig probeerde hetzelfde te doen. Als je me voorbij loopt komt daar heel aarzelend een kort handgebaar, om me te laten zien dat je me wel degelijk gezien hebt, voor je vlug doorloopt en niet meer om kijkt.
Als ik even later op sta doe ik hetzelfde. Ik loop weg, kijk niet om en laat ons achter.

Advertentie

Vuur

Als we elkaar eindelijk een keer in een andere setting tegen komen, zie ik wie je werkelijk bent. Zorgzaam, lief, vrolijk. Toegegeven, die kant van jou zie ik vaker. Telkens als ik je zie meen ik die zachtheid in je ogen te zien. Ondanks je stoere, bad-boy uitstraling en je, soms te, vrijpostige opmerkingen.
Maar ook dringt het tot me door wat ik voor jou beteken. Een spelletje. Onbelangrijk, welkome afleiding van een anders eentonige baan. Ik besef me hoe zeer ik nooit deel zal uitmaken van jouw leven. Ik heb er vrede mee, ik zou het niet anders willen. Ik heb altijd geweten dat het zo zou zijn. En zo hoort het ook te zijn. Maar ergens steekt het.
Ook besef ik me nu hoe het zou zijn als het wél anders was. Ik zou er niet mee om kunnen gaan.
Zou het niet van je kunnen accepteren, zou je voor mezelf willen hebben.
Ik weet dat het tot een ontploffing zou komen als we bij elkaar zouden zijn. Het vuur zou heet zijn. En het zou binnen de kortste keer uitgebrand zijn. Het is goed zo, maar het steekt.