Vroeger had je stiefouders, een stiefvader of –moeder. De term kreeg echter steeds meer een ‘boze stiefmoeder’-imago en daarom spreken we tegenwoordig vaak van een bonusvader of –moeder. Naast dat ik een hele fijne bonuspapa heb, heb ik ook kortstondig een hele leuke bonusmentor gehad.
Een machinist uit Amersfoort. Dus naast een bonusmentor, was het ook een lange-afstands-mentor. Deze man trof ik, hoogst toevallig, twee keer op Utrecht Centraal.
Utrecht CS is natuurlijk een belangrijk knooppunt binnen ons spoorwegnetwerk. Als beginnend machinist is het dan ook vaak de plek waar je voor het eerst weer te maken krijgt met materieel waar je al heel lang niet op gereden hebt. In de opleiding kom je elk type mat regelmatig tegen, daarnaast volg je natuurlijk je materieel-instructies.
Nadat je de proefrit met goed gevolg hebt afgerond, begin je met de 60 dagen op vaste routine trajecten. Vanuit Venlo zijn dat trajecten waar je eigenlijk alleen maar VIRM en FLIRT tegenkomt. Een enkele keer kom je een SLT tegen, maar dat is bijna een zeldzaamheid te noemen.
Zo kwam het dat ik de gelukkige was die meerdere keren op Utrecht stond met in het vooruitzicht het rijden van materieeltypes die ik al een half jaar nauwelijks van binnen had gezien. Natuurlijk kom je ze tegen met wegleren, maar dat is toch altijd anders dan er alleen voor te staan.
De eerste keer dat dit voorviel was ik zo proactief geweest om de bijsturing te bellen en te vragen of er iemand even mee zou kunnen kijken met het opbouwen van desbetreffende trein (DDZ) gezien de geringe tijd die ik daarvoor had.
Zo gezegd, zo gedaan. Mooi op tijd stond ik op het perron en trof ik daar een Amersfoortse machinist die ook nog eens mentor bleek te zijn. Ervaring met het instrueren van machinisten had hij dus ruim voldoende. Samen hadden we in een mum van tijd de trein opgebouwd en ik heb daar ontzettend veel van geleerd.
Het toeval wil dat ik een week later, weer op Utrecht, wederom materieel tegenkwam waar ik voor mijn gevoel al duizend jaar niet op gereden had; SNG. Ik had hier op zich best ruim de tijd voor dus gewapend met de vakmanschapsapp durfde ik me wel aan dit klusje te wagen. Via de portofoon bracht ik wel eerlijk de HC op de hoogte, mocht het onverhoopt toch niet op tijd lukken, dan wist hij waarom.
Maar hoe toevallig was het? Op dat moment hoort een voorbijlopende machinist me dat zeggen, hij steekt zijn hoofd door de openstaande cabinedeur en het is wederom mijn grote Amersfoortse vriend.
Hij had alle tijd dus bood aan even met me mee te kijken. Dat aanbod sloeg ik natuurlijk niet af, hoe meer ik kan leren van ervaren machinisten, hoe liever ik het heb.
Op dat moment hebben we toch maar even nummers uitgewisseld, mocht ik ooit met het opbouwen van treinen tegen problemen aan lopen, mocht ik hem bellen. Grappend zeiden we nog tegen elkaar dat hij mij dan zou bellen als hij ooit met een flirtje ergens zou komen te staan aangezien ze die vanuit Amersfoort minder vaak tegen komen. Dat was natuurlijk puur voor de vorm maar wel super vriendelijk van hem.
En zo kan het gaan op het spoor: Je hebt vluchtige contacten, ik heb hem ook niet meer gezien daarna… Je leert mensen kennen, je werkt samen en dat is de kracht van NS: als puntje bij paaltje komt, doen we dit allemaal samen. We weten allemaal nog hoe het was om ‘groen’ binnen te komen bij dit bedrijf en alles nog te moeten leren en we zijn niet te beroerd om elkaar daarbij te helpen. We staan allemaal voor elkaar klaar om de handen uit de mouwen te steken als de situatie of een collega daarom vraagt.
Een waarde die we met zijn alle stevig vast moeten houden en moeten koesteren. Want dat maakt ons, ons.
(Verscheen eerder als column in de nieuwbrief van standplaats Utrecht met dank aan Lieke ❤ )